Tremissis: 6e eeuw

Gevonden door Mark Volleberg

Materiaal: goud 940 / 1000

Diameter: 13 mm

Gewicht: 1,238 gr

mark3-800

Stukje uit de mail van Arent van der Pol die onderzoek doet naar het verspreidingsgebied.

Hartelijk dank voor deze interessante melding! Dit is een tremissis van de Franken, naar alle waarschijnlijkheid geslagen in Bonn, in ieder geval net vóór 600. Op de voor- en keerzijde staan de in de 6e eeuw gebruikelijke kop (oorspronkelijk de byzantijnse keizer) en een aanziende gevleugelde figuur met lauwerkransje en kruisglobe (die wordt geïnterpreteerd als een Victoria, de van oorsprong romeinse overwinningsgodin). Ca 580-590 wordt in het Frankische muntwezen een hervorming doorgevoerd waarbij naast aanpassing van gewicht en gehalte ook de beeldenaars en omschriften veranderen: op de keerzijde verdwijnt de Victoria ten gunste van een kruis en verschijnen in plaats van de keizersnaam enzovoort de namen van muntplaats en monetarius. Jouw verse vondst behoort tot een overgangs-type, dat wil zeggen hier zijn de oude afbeeldingen gecombineerd met de nieuwe omschriften. Op de keerzijde staat BON COLVNIA CITIVA–S, de voorzijde kan (in omgekeerde richting) gelezen worden als DAOHO–MARI en dit is misschien een verbasterde weergave van RAVCHOMARE. Een monetarius van die naam (en uit ongeveer dezelfde tijd) is bekend uit Keulen, en het lijkt niet onmogelijk dat we hier van doen hebben met dezelfde persoon die in twee verschillende muntplaatsen heeft gewerkt (zie bijv. ook Madelinus die eerst in Maastricht en daarna in Dorestat aktief was).
Voor mijn alomvattende studie van de merovingische munten uit Benelux, Duitsland en Engeland heb ik in de afgelopen decennia veel vindplaatsen kunnen registreren. Dat is van belang om zicht te krijgen op het verspreidingsgebied, de streken waar een bepaald type circuleerde. Graag verneem ik daarom van jou ook nog waar je dit stuk hebt gevonden. Bovendien zou ik graag de gelegenheid krijgen het gehalte ervan te bepalen (dat gegeven is van groot belang voor een beter begrip van de chronologie van het type): kun je de munt een keer (aangetekend) opsturen, danwel er zelf mee langskomen in Leiden? Een andere mogelijkheid is een bekende en vertrouwde koerier zoeken om mee heen/terug te geven (ik heb daarvoor diverse contactpunten tot m’n beschikking, maar om gericht iemand te kunnen benaderen moet ik weten in welke buurt het muntje nu zit: laat me even je woonplaats weten svp).
Met beste groet,
Arent Pol

Gesp: Engelse vliegeniershelm

Gevonden door Herremans Eddy

Afmetingen: 20/20 mm

Referentie

Gedetermineerd door Paul Didden

Utrecht: oord 1579

Gevonden door Mark Volleberg

mv1

Materiaal: koper

Diameter: 24 mm

Gewicht: 3,86 gr

Op de vroege koperen munten is een eenvoudig schuin gedeeld wapenschild gebruikt waarvan een deel voorzien is van een ruitversiering (2). Tijdens de aanmuntingen welke nog op naam van Philips II in het Koninklijke munthuis zijn geslagen is het Oostenrijks-Bourgondisch wapenschild gebruikt (3). Hierin staan de wapens van Oostenrijk (faas), Valois (3 lelies), Bourgondië (schuine balken), Brabant (leeuw) en Vlaanderen (de leeuw in het kleine schildje). 

Voorzijde: Gekroond wapen van Oostenrijk-Bourgondië met vier kwartieren, het hartschild heeft een leeuwtje. Tekst:  +PHS+ D:G. HISPANIA. REX (of variant). Voluit: Philippus Dei gratia Hispaniarum rex, wat betekent: Philips, bij de gratie Gods koning van Spanje.

Keerzijde: Stadswapen van Utrecht rondom versiert met lelievormen. De invulling van het kwartier linksonder bestaat uit kleine streepjes/puntjes. Op de hoeken van het wapen staan de cijfers van het jaartal. Tekst:  +MON. .NOV+ .CIVI. .TRA. (of variant). Voluit: moneta nova civitas Traiectum, wat betekent: nieuwe munt van de stad Utrecht.

Muntmeester: Hendrik Joostenz. van Dompselaer ( 1573 – 1587 )

Muntmeesterteken: Er zijn op de koperen munten van de stad Utrecht geen muntmeestertekens gebruikt.

Slagplaats: Utrecht

Wettelijk voorschrift: geslagen volgens een akkoord met muntmeester Henrick Joesten van 28 januari 1578. Uit een mark 53 stuks is ca. 4,64 gram per stuk.

Referentie

Lit: V.115.6 – Pietersen 31B – GH.279 – PW 5115

Gedetermineerd door Mark Volleberg en Paul Callewaert

Nijmegen: duit z.j. 1618 – 1620

Gevonden door Mark Volleberg

Materiaal: koper

Diameter: 22 mm

Gewicht: 1,95 gr

Op de koperen munten vormt het wapenschild het hek van een tuin waarin een zittende vrouw is geplaatst: 

Voorzijde:  Een tulpkrans met daarin de tekst NOV IMA GVM in drie regels. Dit betekent: Nijmegen.

Keerzijde: Zittende maagd in een anders vorm gegeven tuin welke aan de zijkanten niet boven het wapenschild uit komt. De maagd heeft een opgestoken rechterarm als teken van het vertrouwen op de Heer. Met de andere hand houd zij het wapen vast. Dit is een groot stadswapen van Nijmegen (tweekoppige adelaar met in het borstschild een leeuwtje). Tekst: type a BEATA. GNS. CVI@. DNS. SPS. EI@. Dit is voluit: beata gens cuius Dominus eius, en betekent: het is een gelukkig volk wiens hoop de Heer is. De tekst wordt niet onderbroken door het wapenschild of de tuin.

Muntmeester: Jacques de Mey ( 1618 – 1620 )

Muntmeesterteken: ster, komt niet voor op deze duiten.

Slagplaats: Nijmegen

Referentie

Lit: V.24.6 – Passon 73 – PW 1702

Gedetermineerd door Mark Volleberg

 

West – Friesland: duit 1658

Gevonden door Mark Volleberg

Materiaal: koper

Diameter: 22 mm

Gewicht: 1,69 gr

Voorzijde: De drie stadswapens van de drie Westfriese muntsteden. Het wapen met de hoorn van Hoorn, het wapen met de drie haringen van Enkhuizen en het wapen met de verticale balkjes van Medemblik. Tekst: WEST FRISIA 1658

Keerzijde: Gekroond wapenschild met het wapen van West-Friesland. De leeuwen hebben hun kop ‘en face’ gericht, dat is tot de kijker gericht. Tekst: DEVS. FORTI. ET. SP. NOS (of variant). Dit is voluit: Deus fortitudo et spes nostra, en betekent: God is onze kracht en hoop.

 Afbeeldingsresultaat voor wapenschild west friesland

Wapen van West Friesland

Muntmeester: Gerrit van Romondt

Muntmeesterteken: bloem/rozet ❀. Op deze munt geen van beide. In zijn muntbus wordt geen vermelding gemaakt van duiten.

Slagplaats: Medemblik ( 1655-1661 )

Referentie

Lit: V.75.8 – PW 3004

Zeldzaam exemplaartje ! In 1655 kreeg de stad Medemblik eindelijk de Westfriese munt binnen haar poorten. Op 8 februari 1656 diende muntmeester Gerrit van Romondt een verzoek in om er duiten te mogen slaan. Op 20 maart 1658 kreeg hij toestemming om 12.000 mark koper tot duiten te verwerken. Hiervan moesten er 120 stuks uit een mark komen wat een gewicht van 2,06 gram oplevert. De remedie was 4 stuks per mark. Als de volle 12.000 mark is aangemunt zijn er ca. 1488000 stuks geslagen samen met het volgende type WES.42. De duiten moesten volgens de instructie de drie wapens van de drie Westfriese muntsteden hebben. De hoorn van de stad Hoorn, de drie haringen van Enkhuizen en de drie verticale balken van Medemblik. Dit wapen van Medemblik is ook incidenteel als muntteken gebruikt door muntmeester Gerrit Schuijrmans (1682-1692), in de periode dat de munt te Medemblik was gevestigd van 1682-1690. Later heeft men te Medemblik de afbeelding van de drie wapens nog eens herhaald op de daalders van 30 stuivers en op de florijn van 28 stuivers uit de periode 1684-1687. In hetzelfde jaar zijn er echter ook duiten geslagen van het “kranstype” (WES.42) met de tekst WEST FRISI’ daarin. De latere jaren zijn ook van dit type. Dit is nogal opvallend omdat de instructie alleen over het type met de drie wapentjes spreekt. In het boekje De eerste nieuwe lichting duiten zou na 18 mei in omloop worden gebracht. De oude duiten zouden nog 14 dagen gangbaar zijn en daarna voor biljoen (ongeldig) worden verklaard. De nieuwe Utrechtse duiten van na 1657 bleven ook geldig en de Friese oorden mochten ook als duit blijven rouleren. Teylers museum te Haarlem heeft een voorwerp in bezit (collectienummer 10084) wat nog het meeste weg heeft van een stempeltje om te zegelen in was. Het betreft een rond koperen plaatje van bijna een halve centimeter dikte met een diep uitgesneden voorstelling van de voorzijde (3 wapens) van deze duit in negatief. Het enige verschil met de duiten is dat de tekst FRISI is in plaats van FRISIA.

Gedetermineerd door Mark Volleberg